25 oktober 2003

De eerste en tweede afgeleide

.
Zoals we allemaal weten, het nieuws gaat heel vaak over zaken die niet écht zijn gebeurd, maar over afgeleide producten van gebeurtenissen, zoals enquêtes en straatonderzoekjes allerhande. "Denkt u volgend jaar méér te gaan verdienen?" en dergelijke. In rustige tijden is dat een welkome vorm van vermaak, en hij verschaft bovendien werk, werk en nog eens werk aan tal van sociologen. Een simpel soort van eerste afgeleide. We zijn dat gewend geraakt, en meer en meer mensen geloven langzamerhand ook dat het echte nieuws uit zulke producten bestaat.

Er zijn helaas ook minder onschuldige vormen van de eerste afgeleide. De BBC bv. blinkt uit in een bepaald soort: een werkelijke oorlog verslaan doen we niet, maar we besteden wel veel aandacht aan enkele morele vraagjes rond …pakweg de affaire Kelly. "Heeft hier iemand gelekt of gelogen ?" "Blair zelf?" "Hoe denkt u hierover?"
Heel interessant, en zoiets houdt het journalistiek eergevoel op peil. Het onderwerp kan op gelijk welk moment ook weer worden gedropt: nog een voordeel als je zelf je nieuws maakt.

Tot hier de eerste afgeleiden. Ze geven de richting aan van een bepaalde reële ontwikkeling, zijn niet zo pijnlijk als de feiten zelf, maar houden er toch een zeker verband mee. Alleen, het is niet vol te houden: vroeg of laat dient zich de noodzaak aan om toch weer echte tellingen te doen, van body-bags bv. of van andere niet-afgeleide producten.
Zo'n terugkeer naar de echte dingen is heel vervelend, maar hij hoeft niet! Er is namelijk een uitweg: de tweede afgeleide.


Op Kanaal Z heeft een onschuldige economische expert, zekere Piet Penneman, ons de weg gewezen. Aanleiding was een rondvraag over het consumentenvertrouwen in Frankrijk en, ik meen, de States. Dit consumentenvertrouwen bleek beide malen gunstig te zitten: nu nog enkel wachten op de uitslagen van eenzelfde onderzoek in Duitsland, want hiervan hangen allerhande beslissingen af. Wat heeft de heer Penneman nu voor ons in petto?

"We kunnen erop vertrouwen,
dat het vertrouwen gestegen is."

.

20 oktober 2003

Beata Teresa

.
Advocatus Diaboli,
advocaat van de Duivel, is de volksnaam voor een belangrijke functie bij de Heilige Congregatie van de Riten, in 1587 gesticht door paus Sixtus de Vijfde..Sixtus wilde zalig- en heiligverklaringen in een geordende, juridische vorm gieten.
De officiële titel van de Advocatus Diaboli is Promotor Fidei, geloofsbevorderaar. Hij wordt verondersteld alle mogelijke argumenten, die in voorkomend geval ook tégen een verheffing tot de Eer der Altaren zouden spreken, aan te kaarten zelfs al zouden zijn tegenargumenten op het eerste gezicht, in de perceptie pietluttig lijken. Een pleiter à charge dus, zoiets als onze openbare aanklager min of meer.
(Informeel was de functie van Promotor bekend ook vóór Sixtus’ tijd, aangezien er onder Leo X (1513-21), bij de heiligverklaring van St.Laurens Justinianus al een Promotor aan te pas kwam.)
Het ambt van Promotor moet veeleisend zijn geweest, want in 1631 heeft Urbanus VIII het wijze besluit genomen dat deze man zich desgevallend door een substituut kon laten vertegenwoordigen. Er dreigde op zeker moment een gerechtelijke achterstand.


Prospero Lambertini (1675­-1758), de latere Benedictus XIV, zette de hele procedure van heiligverklaring definitief op poten. In zijn werk De Servorum Dei Beatificatione et Beatorum Canonizatione liet de geleerde man, die de achting van Voltaire wegdroeg, zich aan zaken als perceptie niet veel gelegen liggen – tenslotte was er vóór hem al eens een Benedictus XIV geweest (een Franse anti-tegen-paus, genaamde Bernard Garnier: even was de kerkleiding drievuldig toen).
Onze ware Benedictus XIV was een “man van het veld”. Twintig jaar promotorschap vóór hij paus werd. Hij vond het in het belang van de Kerk, en tegelijk haar eer dat er voortaan streng juridisch werd aangetoond of iemand daadwerkelijk “welgevallig in het aanschijn van God” was geweest, vooraleer hem of haar tot de genoemde Eer der Altaren te verheffen. Het probleem was namelijk dat er meer dan eens sujetten waren zalig- of heiligverklaard om redenen die nogal aards leken, vaak zelfs van pecuniaire aard waren. Eén van Benedictus’ regels was, dat geen enkele zalig- of heiligverklaring nog kon doorgaan zonder het uitdrukkelijke advies van de Promotor. Ook was het diens plicht om zalig- of heiligverklaringen te verhinderen, zelfs als er in de procesgang enkel vormfouten waren gemaakt! De mensen mochten zoiets dan onrechtvaardig vinden: no matter vond hij.

Dit gezegd zijnde: wat moeten wij stervelingen denken van de zaligverklaring van Moeder Teresa?
De zaak is niet simpel. Ten eerste is er tussen de zaligverklaring van een doordeweekse gelovige, en de zaligverklaring van een maagd een procedureel onderscheid. Laten we deze kwestie terzijde: Johannes-Paulus de Tweede heeft Teresa goed gekend, en wij van onze kant hebben geen elementen die toelaten te beslissen welke procedure van toepassing diende te zijn. Ik stel voor, ook al blijven wij in het ongewisse over de gevolgde procesgang: laten we in goed vertrouwen afgaan op de pauselijke beslissing ter zake.
Anders is het gesteld met de formele vereiste dat er bijtijds een paar mirakels moeten plaatshebben vóór we tot een beatificatie overgaan. Mirakels zijn niet iets vaags. Het canoniek recht is hieromtrent heel precies: het Mirakel doet een beroep op onze kennis én op onze zintuigen; een pure indruk kan niet doen besluiten tot een Mirakel; het Mirakel is een materieel feit, dat plaatsheeft in de werkelijke, materiële wereld; het werpt zich op als een onloochenbaar getuigenis want het gaat in, zowel tegen onze zintuigen als tegen onze kennis. (Geïnteresseerden verwijs ik graag naar de geëigende teksten.)

Welnu, na dit alles: wij weten uit bronnen dat een Indische vrouw is genezen van een kwalijke tumor, nadat er een Teresa-foto (of -medaillon?) op haar zieke buik was gelegd. Mirakel! en wij verwonderen ons.
Post hoc non est propter hoc denken weer ongelovigen, en ik verkeerde onder hen.
Blijkt een plaatselijke dokter recent te hebben verklaard dat het gezwel helemaal niet cancereus was, maar tuberculeus van aard… er waren gepaste medicijnen gebruikt en het gezwel was verdwenen, geheel volgens best practice..Sedert de Tweede Wereldoorlog heeft men inderdaad de beschikking over antibiotica, en vooralsnog lijken die vaak een genezende, ja miraculeuze werking te hebben. Vanzelfsprekend, tegen kanker halen ze niets uit.
Nu had volgens getuigenissen die mevrouw kanker. Dan moet het mirakel erin hebben bestaan dat Moeder Teresa vanuit haar hoge positie heeft besloten om in dit speciale geval en door wonderwerking een kankergezwel om te zetten in een tuberculeuze wond, daarbij in haar oneindige goedheid beseffend dat TBC relatief goed te genezen is?
Wij kunnen dit niet uitsluiten..Toch meen ik dat het ambt van de Promotor Fidei, of zoals wij gemeenlijk zeggen Advocatus Diaboli, hier kansen heeft laten liggen.


.

http://victacausa.blogspot.com/victacausa.blogspot.com5edf7b715d0afaa3d68201fa2d94715a304487db.html