30 augustus 2008

De zoon van Paul Goossens spreekt al !

.
Jan Goossens, zoon van zijn vader en artistiek leider van de KVS, vertelt vandaag in De Standaard dat de islam helemaal in Europa thuishoort. En wie anders zegt is een dwingeland, en van Istendael is een dwingeland eerste klas.
Mooi, maar Goossens heeft zijn feiten niet goed op een rijtje, en ook zijn er woordjes waar hij nog niet goed overweg mee kan.
Zijn artikel is te lang en te vervelend om het helemaal door te nemen, de zon schijnt buiten, maar een enkel zinnetje zullen we toch bekijken. Hij schrijft:

"Alsof de islam niet al sinds de 7de eeuw deel uitmaakt van onze Europese traditie, maar handig uit de meeste geschiedenisboeken is weggegomd."

(Vooraf iets over dat "weggommen". Misschien dacht Jan, gegrepen als hij is door het multiculturalisme, aan Arabische gom, of anders aan een stukje vlakgom, maar zijn werkwoord is in het Nederlands onbekend.)

Intrigerender is zijn mededeling over de 7de E.
Waar in Europa was de islam toen aanwezig, volgens Jan? Het Iberisch schiereiland kan hem niet voor ogen hebben gestaan, want ik neem aan dat hij, als hoogopgeleide zoals hij zelf zegt, goed weet dat de bloedige islamveroveringen daar pas in de achtste eeuw zijn begonnen, ongeveer honderd jaar na de veronderstelde Mohammed zijn hegira.
Nu ja, zult u zeggen, sub specie æternitatis, wat is honderd jaar? Akkoord, maar in de zevende eeuw was die islam volgens Jan zelfs al een deel van onze Europese traditie!

Dat zal dan toch een zeer jonge, en bovendien onvrijwillige traditie zijn geweest, want zelfs in de Arabische wereld was het christendom toen nog overwegend, al was de uitroeiing al flink op gang gekomen.

Misschien dat voor een adoptieve Brusselaar het woord traditie een andere betekenis heeft dan wij gewend zijn. Tenslotte hebben ze daar sinds kort ook de aloude Zinnekenstraditie.
.

25 augustus 2008

Een Franse clown

.


De Amerikanen hebben dekens gestuurd, en de Esten dokters, maar het waren ongetwijfeld de Fransen die de Zuid-Ossetiërs uit de nood hebben geholpen, met hun aanbod om de nouveau philosophe Bernard-Henri Lévy te sturen.
Lévy, deel uitmakend van een brigade intellectuelen die vanuit Parijs op zending kwam, maakte grote indruk in het Marriott-hotel in Tbilisi, waar hij veilig genesteld zat, geëntoureerd door zijn eigen cameraman, fotograaf, uitgever en lijfwacht.
Hen te zien krijgen is niet zo moeilijk,” zegt een hotelgast. “Ze lummelen rond in het foyer, stoten rookwalmen uit, en maken gewichtige gebaren. .BHL is in zijn element, met zijn witte hemd wat verkreukt, zijn haar gecoiffeerd met een windtunneleffect, terwijl hij parfum afgeeft.
Op de vraag wat hem heeft aangespoord om zich in het oorlogsgebied te begeven, beklemtoont hij dat zijn bezoek niet louter symbolisch is. “Ik ben een geëngageerde intellectueel,” zegt hij met nadruk. “Ik ben gekomen omdat ik meen dat de inzet hoog is.
Nu is het niet voor het eerst dat hij zich mengt in de internationale diplomatie. Bij het Bosnische conflict wilde hij zich opwerpen als bijzonder onderhandelaar, en laatst reisde Lévy nog af naar Darfoer.
Wellicht is het zijn bekendheid met de wrede finesses van de oorlogvoering, die hem toelaat om ook de zonzijde te zien.
Aan dit conflict zit een kant die nog zo kwaad niet is,” laat hij filosofisch weten, “en wel dat Georgië nu op de kaart staat.
____________

Noot van 29 augustus:

Het Nederlandse
dagblad Trouw brengt een verhaal van verslaggever Jelle Brandt Corstius, vanuit Tschinvali. Anders dan Bernard-Henri Lévy, die in Le Monde verslag mocht doen van plekken die hij nooit had bezocht, en van gebeurtenissen waar hij niet bij was geweest, geeft deze man een gedetailleerd beeld van de toestand ter plekke.
Het is een raadsel hoe bij een krant als
Le Monde er blijkbaar niet één eindredacteur zat, aan wie het opviel dat het verslag van hun BHL, louter op stilistische kenmerken afgaand al, onbetrouwbaar en gefingeerd moest zijn. Zo'n sierlijke, en quasi-bezadigde toevoeging als légère, in "L'odeur, légère, de putréfaction..." ...dat ruikt toch verdacht?
Voor een beetje eindredacteur is zulk een wending de signatuur van een
mooiig schrijvende, narcistische fabulator.

.

19 augustus 2008

Van Der Kelen slaat de plank lelijk mis

.
Van Der Kelen is een beetje het slachtoffer van de overdaad aan Sport in zijn Laatste Nieuws. Bijvoorbeeld aan mij is sport niet besteed*, en dan moet Luc Van Der Kelen daar onverdiend mee voor boeten. Desmet en Vandermeersch hebben al wat minder last van Sport, en dus mogen zij hier bij victacausa vaak langskomen, voor de gratis master classes.
Hij nooit. Zijn naam valt wel eens, maar altijd terloops en naar aanleiding van iets anders. Nochtans zijn De Standaard of De Morgen helemaal niet beter dan Het Laatste Nieuws, en meestal zelfs een ietsje klunziger geschreven.
Nog iets: dat Van Der Kelen openlijk uitkomt voor zijn B-plusserschap moeten we hem goed rekenen, en die twee anderen mochten stilletjesaan zich ook eens outen, want misschien hebben zij hun moeder wel op de hoogte gebracht, maar wij lezers weten nergens van.

Het is dus de hoogste tijd om een en ander recht te zetten. Vandaag lezen wij exclusief Van Der Kelen, en geen Desmet of Vandermeersch komt er nog in.

In Het Laatste Nieuws (bovenaan op p.2) heeft de man altijd een klein, horizontaal – ik kan het geen kolommetje noemen omdat een kolom, of zuil als u wilt, altijd iets verticaals voorstelt – laten wij dus zeggen: een klein horizontaal plankje.
Vandaag was dat getiteld: Don Quichotte tegen de Vlag. .En Luc maakt zich behoorlijk kwaad op een partijgenoot van hem, Willy De Waele, burgemeester van Lennik. Hij noemt ter inleiding eerst nog enkele andere burgemeesters, zoals Nols en Happart, en trekt daarna goed van leer:

[…] . Nu is er de onvolprezen burgemeester van Lennik, Willy De Waele. Hij is de Don Quichotte, de man die vecht tegen (Belgische) vlaggen. Zijn doel: beroemder worden dan Michel Doomst en Leo Peeters samen, denk ik. Zijn methode: burgerlijke ongehoorzaamheid. Zijn wapen: onverzettelijkheid tot op het randje van het ridicule. Heb er zo een paar en het is hier straks Kosovo.

Die laatste zin klinkt misschien wat paniekerig, maar we mogen niet vergeten dat zo’n stukje altijd onder een zekere tijdsdwang tot stand komt.

Willy De Waele vindt België een pierenlandje, hij zal de vlag niet meer hangen zolang het land niet quasi opgedoekt is.

Misschien lezer, zou u liever uitdrukkingen als “de vlag hijsen”, “uithangen” of eventueel “uitsteken” gezien hebben. En inderdaad, Barbertje moet dan wel hangen, maar van vlaggen wordt dat in het Nederlands niet gezegd.

Als die FDF’ers ongehoorzaam mogen zijn, waarom hij dan niet. Nu van veel dingen één:

Licht gallicisme, maar dat zullen wij een B-plusser niet ten kwade duiden.

een burgemeester is verplicht de wetten van het Belgische volk te doen toepassen. Alle wetten, niet enkel diegene die hem goed uitkomen. Een burgemeester staat in voor de openbare orde. Deze burgemeester lokt ordeverstoring uit. Iedere dag komen er actievoerders zijn gemeentehuis bevlaggen en laat hij ze weer weghalen.

Uitlokking van een misdrijf? Alweer tijdsdruk wellicht, maar die kan niet verklaren dat ook zijn grammatica begint te haperen. Bij een beetje schrijver is die een automatisme. Wie of wat bedoelt Luc hier met “ze” ? vlaggen of actievoerders ?

Een burgemeester wordt geacht respect op te brengen voor de overheden en het democratisch regime, niet naar keuze alleen die van het Vlaams Parlement; Het Belgisch parlement is ook zijn parlement. Als dat de heer De Waele niet zint, moet hij koppels niet trouwen met de tricolore sjerp rond zijn buik. Dat hij dan consequent is en ontslag neemt wegens ‘morele onmogelijkheid tot besturen’ . Tussen haakjes: waar zit die strenge meneer Keulen nu? Durft hij een partijgenoot niet tot de orde te roepen, als hij over de schreef van de welvoeglijkheid gaat en ophoudt een vertrouwenspersoon te zijn voor al zijn onderdanen? En wat doet zijn partij, Open VLD? Zwijgen is instemmen.


En nu nemen we de laatste Le Soir ter hand.
Daarin zegt ene Christian Behrendt, professeur de droit constitutionnel comparé et de théorie générale de l’Etat à l’Université de Liège, onder meer dit (en ik vertaal snel, maar de Franse tekst staat hier):

[…] Maar wat betreft het bevlaggen, op een “gewone” dag, van gebouwen die niet onder federale bevoegdheid vallen (gewestelijke, regionale, provinciale of gemeentelijke bouwwerken), zijn het voortaan niet meer de federale, maar de gefedereerde entiteiten en hun ondergeschikte organen aan wie de reglementering toekomt. Zo heeft de COCON (coördinatiecommissie van de Nederlandstaligen) haar beschikkingen uitgevaardigd die het bevlaggen van haar Brusselse gebouwen regelt. En zij preciseert – volkomen wettelijk – dat er slecht drie vlaggen kunnen getoond worden: de Vlaamse in het midden, de vlag van de COCON, en de vlag van het Hoofdstedelijk Gewest Brussel.(3).
Opmerkelijk: de nationale vlag wordt niet gehesen. Voorts heeft de Vlaamse Gemeenschap voorzien – volkomen wettelijk alweer – dat de nationale vlag niet als enige gehesen mag worden maar dat, als hij vertoond wordt, hij naast zich altijd de Vlaamse vlag moet hebben.
(4).
Overigens, als zij beide gehesen worden, op een “gewone” dag, dan is het de Vlaamse vlag die de voorrang heeft.
(5).
Ten slotte, en altijd sprekend over “gewone” dagen, mag de Vlaamse vlag als enige gehesen worden,
zonder de nationale aan zijn zijde.(6):
de burgemeester van Lennik heeft dat goed begrepen.


Ja, waarde Luc Van Der Kelen! die kerel lijkt mij geen lid te zijn van uw vereniging B-plus.
En waar staat u nu ? ...met uw vergelijkingen met manifeste wetsovertreders als Nols, Happart en die FDF’ers? en met uw convocatie van Marino Keulen?
En met uw grote woorden over democratie, die blijkbaar op een totale onwetendheid van de Wet waren gebaseerd, en die verder dus veronachtzaamd zullen worden?

______________

* Ich bin gegenüber allen sportlichen Geschwindigkeits- oder Geschicklichkeits­rekorden unentwegt auf dem Standpunkt des Schahs von Persien stehen­geblieben, der, als man ihn animieren wollte, einem Derby beizuwohnen, orientalischer Weise äußerte: »Wozu? Ich weiß doch, daß ein Pferd schneller laufen kann als das andere. Welches, ist mir gleichgültig.«

Stefan Zweig
Die Welt von Gestern
.

18 augustus 2008

Eens een andere klok.


.
Onderstaand stuk, dat in de Frankfurter Allgemeine van 16 augustus stond, en dat een antwoord is op een brief van de Franse filosofen Glucksmann en Lévy in Libération, laat een andere stem horen dan wat wij in onze eigen afschrijfkranten gewend zijn. Op te merken valt dat deze Lévy niet aan zijn proefstuk was, en dat hij bijvoorbeeld in 1999 de Amerikaanse bombardementen op Europa goedkeurde en er zelfs om smeekte (hierin vanzelfsprekend gevolgd door onze eigen pers). Hij schreef toen een infame brief, gericht aan Régis Debray, die het bestaan had om een genuanceerd standpunt in te nemen ("Adieu, Régis Debray", Le Monde, 14 mei 1999).


Georgië en Rusland
Belangen ? Wij ?
Lorenz Jäger

Het gaat, als je deze intellectuelen mag geloven, om mensenrechten, om democratie, om de toekomst van een vrij Europa. Om niets anders. Niet om die pijplijnen die de olie van de Kaspische Zee helemaal langs Iran voeren, niet om een strategische inkapseling van Rusland door het min of meer openlijk infiltreren van de NAVO in de buurstaten. Ook deze keer ontdekken André Glucksmann en Bernard-Henri Lévy de humanitaire waarden, net op het moment dat er aan Amerikaanse belangen wordt geraakt. Alleen: daar spreken zij niet van.
Is Georgië in Zuid-Ossetië met het geweld begonnen? De vraag alleen al is „obsolète”, achterhaald, menen beide filosofen.
Donderdag publiceerden zij in de krant Libération een manifest onder de titel SOS Georgië? SOS Europa!, gesteld in de alarmistische toonaard die we van hen gewend zijn: tegen elke enigszins doordachte diplomatieke demarche brengen zij het spook van het „vroegere en huidige fascisme“ in stelling. Ja, de diplomaten betitelen zij – daarbij verwijzend naar een grotesk nevenpersonage bij Proust – als „onze Norpois“, wat zoveel wil zeggen als: historische naïevelingen en bakkers van platte broodjes.

Een keerpunt

Op één punt moet men de auteurs bijtreden: er is in de Russische politiek een keerpunt bereikt. Het riskante avontuur van president Saakasjvili, die in Zuid-Ossetië door middel van geweld een voldongen feit wilde creëren, is mislukt. Rusland heeft aangetoond dat het in staat is tot zelfhandhaving in de regio – of dit nu in de smaak valt bij de Europeanen of niet.
De beide filosofen zien dat anders. Als zij het hebben over de „autocratie“ van Poetin, dan proberen ze de oude angsten voor een tsarenbewind aan te wakkeren. Rusland moest maar eens uit de G8 gezet worden, eisen zij, en meteen ook uit de Raad van Europa. En dan gaat het ineens tóch tegen de Duits-Russische gaspijplijn die langs Polen loopt – zo komt de materiële grondslag alsnog ter sprake! .Durf” moeten we in Europa zien los te krijgen, en scherpzinnigheid. „Anders is het dood.“
De stemmen van Glucksmann en Lévy vinden gehoor in Europa, zo hebben zij bijvoorbeeld in Duitsland de portaalsite „Perlentaucher“ aan hun zijde. Rusland daarentegen vindt vandaag nauwelijks pleitbezorgers onder de Europese koppen van niveau, en het „Westen“ laat zich als normatief ideaal gelden. Er zijn wel politieke correspondenten en commentatoren met een meer bezonnen oordeel, maar onder intellectuelen domineert de naakte russofobie. Alexander Solzjenitsyn is dood, en met hem de enige stem die ook bij westerse geesten mogelijk nog gehoor had gevonden – maar hadden zij niet, al lang voor zijn dood, alles wat van deze grote metafysische nationalist afkomstig was, weggeregeld? Op kop Glucksmann, die zich enorm verdienstelijk maakte bij de verspreiding van de „De Goelagarchipel“, maar van de latere Solzjenitsyn zich distantieerde. Misschien was Émile Cioran wel de laatste die, bijna vijftig jaar terug, in zijn essay „Rusland en het Virus der Vrijheid“ om begrip vroeg voor de Oostelijke grootmacht, en dat deed met filosofische argumenten die ook voor een westerse intellectueel toegankelijk waren. Men moet hem opnieuw lezen, om deze dagen niet versuft te raken.

Anti-Russische neigingen

In Europa is er sprake van een anti-Russisch gevoel. Men dient het te onderkennen, maar niet er zich klakkeloos door te laten imponeren. Dit gevoel is juist in geval van conflict altijd mobiliseerbaar, zoals reeds ten tijde van de Krimoorlog in de Britse pers de Orthodoxe religie gedemoniseerd werd als zijnde barbaars en achterlijk. Voor de wereldopinie gold het regime van de tsaar toen al snel als „Vijand van de Mensheid“. En aangezien het een “nest van de reactie” was, zongen ook Marx en Engels een stevig partijtje mee in het anti-Russische koor.
Gelukkig zijn er vandaag ook andere stemmen, ook bij Libération. Bernard Guetta, voormalig Moskou-correspondent voor Le Monde, begint bij de vaststelling dat Saakasjvili in geen geval de enige schuldige is in dit conflict, en dat klinkt al bezadigder. Hij waarschuwt wel tegen een verder doordrijven van de NAVO-perspectieven voor Oekraïne en Georgië – wat Glucksmann en Lévy laatst in de lente nog hadden bepleit in een open brief aan Angela Merkel.
Deze advocaten van de mensenrechten maken op de duur hun eigen zaak belachelijk, als zij de discussie over de belangen uit de weg gaan – die van de Verenigde Staten in de eerste plaats, maar ook, nauwelijks nog een geheim, die van Israël. En het past intellectuelen, die de plicht hebben om een kritische balans op te maken, om de nieuwe ordewoorden uit Parijs aan te horen met de nodige scepsis, die hun waarmerk is. En ja, Glucksmann en Lévy zijn beslist intellectuelen. Maar uit hun martiaal manifest spreekt niet de taal van de rede.

.
___________________

Noot van 23 augustus: Dat Bernard-Henri Lévy niet meer is dan een pathologische fabulator, werd hier eerder al beweerd, maar wat naar aanleiding van het artikel in Le Monde verscheen bij RUE89 slaat werkelijk alles. Merkwaardig dat Le Monde zich nog wil laten vangen aan de praatjes van die schertsfilosoof.
.
.

6 augustus 2008

Zwijgen als het Hof gesproken heeft !

.
Het mag warm geweest zijn deze zesde augustus, laten wij toch eens kijken wat Walter Pauli vanochtend in De Morgen te vertellen had in een stukje dat wellicht nog in de koelte van de nacht tot stand was gekomen.

Kijk begin augustus maar goed uit met 'groot nieuws'. Ooit heette dit 'de pruimentijd', toen kinderen gedichten leerden als 'Jantje zag eens pruimen hangen'. 'Pruimen' zijn nu de metafoor voor primeurs: unieke, belangrijke en spectaculaire nieuwsberichten die slechts één medium heeft.Vroeger moesten die ook juist zijn. Nu niet meer.
Beste en schaarse zomerse lezer! voor we verder gaan, zult u van mij enkele stilistische opmerkingen bij Pauli zijn laatste geschrift moeten accepteren.
Om te beginnen zijn we amper drie zinnen ver in zijn artikel, en hebben we al zes nauwelijks gejustifieerde aanhalingstekens gehad. Ik besef dat soortgelijke opmerkingen mensen kunnen irriteren, en daarom hou ik er na de volgende alinea mee op.
Een kind weet dat Walter bij een echte Nederlandse krant geen kans zou krijgen, al was het vanwege zijn kleffe nadrukkelijkheid. Dat overigens pruimen een metafoor zou zijn voor primeurs, op zich een metafoor, was nieuw voor mij. Gentse biljarters hoor je het woord pruim nog wel eens gebruiken voor een gelukstreffer, een carambole die enkel door hoeresjanse lukte. Erg is dat niet – waarom zou Pauli hoeven weten dat primeur een Frans woord is, met een oorspronkelijke betekenis? Het is niet onmogelijk dat de gemeenschappelijke beginletters pr hem in verwarring hebben gebracht. Alliteraties zijn tenslotte een soort stafrijmen, en stafrijmen zijn stapstenen waarop wij steunen met de stemme, leerde ons de Dichter. Hij leerde ons niet om meteen ook de gedachten daarop te laten steunen.
Neem de twee recentste primeurs. Primeur één: koning Albert koopt een Toscaanse villa. Meer nog: een kasteel, een paleis. Kostprijs: 50 miljoen euro. En dat voor een vorst die vorig jaar zijn vermogen bekendmaakte: 12,4 miljoen euro. Oproer, want de koning had zijn land voorgelogen. Of ook: Albert koopt een ballingsoord voor het geval België splitst, want zo bespaart hij zijn familie het lot van de Romanovs.
Helaas, het nieuws klopte niet. Het paleis ontkende formeel. Geen enkele kenner geloofde er iets van. Het bewijs stopte met de verkoper van het vastgoed die zei gecontacteerd te zijn door een Belgische edelman met goede connecties met het hof. Huh huh. Een broodje aap, zij het met een royale portie saus.
Nu weet ik niet of Albert Coburg misschien nog een ongedeclareerd fortuintje bezit, voortbouwend laten we zeggen op dat van Leopold, met zijn baard en zijn bloedrubber? Dat geld zal toch niet allemaal opgesoupeerd zijn?
En verder is het toch woord tegen woord ? . Mogen wij burgers – geen kenners – al niet meer twijfelen bij formele ontkenningen van het Hof ?
Neen! .zegt Pauli, als een vorst spreekt, is het ongepast dat zijn onderdanen twijfels blijven koesteren. Het woord van een roturier weegt niet half zo zwaar als dat van een edelman, volgens de Paulinische Grondwet.
Een dochter ontkennen mag dat Coburgkereltje dan gedaan hebben, maar hier spreken wij over serieuze kwesties: .Geld ! . Na het noemen van dit heilige woord, is het verder uitzoeken van de waarheid niet minder dan een impertinentie.
Ce Pauli-là, il n'a pas froid aux yeux, zal Albert met genoegen hebben vastgesteld.

Een royalistische kruiper, die vaag en ver een adeltiteltje beoogt: dat misstaat nergens, ook niet bij De Morgen.
Tenslotte publiceerden ze daar vroeger al op hun titelpagina, volle breedte,
cinq colonnes à la une, interviews die nooit of nimmer hadden plaatsgehad.

Vroeger moesten die ook zo juist niet zijn!

.
.

http://victacausa.blogspot.com/victacausa.blogspot.com5edf7b715d0afaa3d68201fa2d94715a304487db.html