24 januari 2014

Ook bij ons zijn er Zieners


De toekomst voorspellen is aartsmoeilijk, maar voor sommigen toch niet onmogelijk. De Pythia in het oude Delphi bijvoorbeeld bracht het er vaak goed af. Zij was wel altijd zo wijs om in raadselen te spreken, wat haar enige armslag gaf. Al te precieze voorspellingen houden gevaren in.

Even omzichtig ging de voluntaristische Guy Verhofstadt niet te werk in 2012, in Buitenhof, een VPRO-programma.
Terecht of onterecht, maar hij gaf daar een zeer precieze voorspelling ten beste. Onder meer de eurosceptische Thierry Baudet luisterde er ongelovig naar.

En vanzelfsprekend valt het niet uit te sluiten dat Guy, omgeven door de mist van EU-toverdranken die een andere mens van zijn klare kijk zouden beroven, de toekomst inderdaad helder voor zijn geestesoog heeft zien opdoemen.

Pas eind mei, om precies te zijn de vijfentwintigste, of alleszins de zesentwintigste mei zal ons, eenvoudige stervelingen inzicht worden verleend.


We hebben de slinger zien gaan naar het euroscepticisme hè, de voorbije verkiezingen! Ik denk dat in 2014 de slinger volledig de andere kant uitgaat, en dat dus met andere woorden het pro-Europese partijen zullen zijn die het zullen halen. Omdat de mensen niet dom zijn, ze zien dat. Dat project van de euro, dat welvaart heeft gebracht, willen ze niet kwijtraken, en ze zien dat daarvoor méér Europa nodig is hè.

Een botsing vermeden


De positief opgezette uitzending van Terzake gisteren, over de EU, leek ongewild soms een pleidooi juist tegen die constructie. Wie goed heeft gevolgd zal bijvoorbeeld niet verwonderd zijn geweest dat het programma werd afgesloten met een reclamefilmpje voor de Unie, dat evenwel werd ingesproken door een stem met een niet-Europees, ik meen Amerikaans accent.
Het was nochtans goed begonnen met die zanger die helemaal gratis, zonder enige vergoeding dus, kwam verklaren dat hij weliswaar in Parijs woonde maar soms ook in Groningen optrad. Niets verzuring bij hem, heel positief klonk dat.
En daarna nam Verhofstadt himself de handschoen op in een spannend debat met een VLD-jongere, zekere Lander Piccard, die sterk van wal stak:
“Ja ik herken me heel veel in wat dat Bent eigenlijk aan het zeggen was. Voor veel jongeren is Europa nu eenmaal een realiteit. Ik heb zellef nog nooit mijn identiteitskaart moeten afgeven, euh, landsgrenzen, waar liggen ze? ik weet het soms ook nie allemaal ne meer.”
Verhofstadt liet zich door de verrassende wending met die dubbele negatie niet uit zijn lood slaan, en kwam stevig en voluntaristisch uit de hoek. Zo had hij het, “voor diegenen die graag geschiedenis hebben” enthousiast over “die Griekse stadsstaten, op het ogenblik dat het Romeinse Rijk bestond”. Met dat bekende brede penseel, zo mogen we hem graag aan het werk zien. 
Na zijn mededeling, waar inderdaad niets aan toe te voegen was, verliet Guy de studio. Begrijpelijk, heel drukke agenda heeft zo’n man.

Een afknapper vond ik daarna het enkelvoudige negativisme van Thierry Baudet, die met zijn medeauteur Geert Mak aan tafel was gezet. Alweer riskant om zoiets te doen, want misschien kunnen die kerels elkaar niet luchten.
Annelies Beck stelde Baudet de vraag of het debat, over de euro onder meer, niet te lang was uitgebleven, of misschien niet goed gevoerd, en natuurlijk vond hij dat:
“Ja, of in elk geval te veel ook met, hmm, binnen een kamp, maar niet tússen kampen of tussen verschillende ideeënvelden.

Onwillekeurig kreeg de kijker nu het gevoel dat Verhofstadt net iets te vroeg was weggelopen. Zonde dat de redactie dit nare gevoel niet heeft kunnen wegnemen. Ze waren wel “blij een bijdrage tot het debat geleverd te hebben”, maar een goede journalistieke reflex was het geweest om Verhofstadt, die nog niet ver geraakt kon zijn, gauw even bij de mouw te trekken, voor een harde maar positieve reactie.

Du choc des idées jaillit la lumière, zoals men in het Europees zegt.

22 januari 2014

Een retorisch sacochengevecht


Nacira Guénif-Souilamas is een Franse sociologe van Algerijnse komaf, en zaterdag was ze te horen bij Alain Finkielkraut in zijn uitzending Répliques op France Culture. Ze deed daar een opmerkelijke uitspraak, namelijk dat integratie op zich totaal verwerpelijk is.
In Frankrijk moeten alle groepen immigranten, elk met hun eigen waardesystemen en gewoonten naast elkaar kunnen leven, zelfs de autochtone Fransen moeten daarbij hun plaats krijgen. Opmerkelijk breeddenkend want die groep bestaat niet eens echt, hoorden we nog.
Zoals het een sociologe past, ontkende ze behalve het bestaan van autochtone Fransen trouwens ook het bestaan van een Arabisch-islamitische wereld, een begrip dat Finkielkraut even had gebruikt. Zulke tussenkomsten zijn altijd nuttig als je een zinnige dialoog onmogelijk wilt maken. Val de termen zelf aan, verbreed ze, versmal ze, en elk inhoudelijk argument wordt op voorhand al verdacht, of vervalt.
Mooi was verder haar argument dat integratie vroeger wél werkte, met Polen, Italianen, Spanjaarden enzovoort ...omdat Frankrijk toen nog een imperium was. Een argument dat bv. voor België niet zou gelden, maar dat bleef onvermeld. 
Ze bracht ook nog andere retorische trucjes ten gehore, zoals hard roepen en voortdurend de andere gaste in het programma, de vrijzinnige Cathérine Kintzler onderbreken, zodat deze nauwelijks iets gezegd kreeg of réplique kon geven.
Finkielkraut wist niet meer waar zijn hoofd stond. “Terminez, terminez” smeekte hij, je voudrais, est-ce que je peux, je voudrais, alors, alors, s’il vous plaît, je voudrais maintenant reprendre la discussion en main et poser une autre question…”.
Maar dat kunt u beter zelf allemaal ontdekken, lezer, in de podcast.
Ik geef een kort uittrekseltje uit het gesprek, en een vertaling daarvan, zodat u zich alvast een idee kunt vormen. De eerste vraag van Finkielkraut heb ik stevig ingekort, want die was drie keer zo lang, met eerst nog een inleiding over onder meer de hoofddoek:

Alain Finkielkraut: Et puis il y a une question plus générale, qui est celle de l’intégration. Après tout, dans le monde arabo-musulman on ne fait pas dans le détail. En France on a construit énormément de lieux de culte, mosquées et salles de prières musulmans, 2300 il y en a aujourd’hui, alors que c’était 900 en 1985, et il y a plus de lieux de culte musulmans en Seine-Saint-Denis aujourd’hui que de lieux de culte, églises et chapelles catholiques. Dans le monde arabo-musulman on ne construit pas d’églises, et on persécute les chrétiens. Mais la question aussi c’est de savoir, quelle est votre position? Préconisez-vous plutôt l’intégration à travers l’école et l’université, ou plutôt l’inclusion, ce qui en effet amène à une toute autre définition de la culture que l’on transmet, Nacira Guénif?
Nacira Guénif-Souilamas: Tout d’abord, je ne me sens absolument pas comptable de ce qui se passerait dans le monde arabo-musulman, comme vous le nommez, puisque je n’arrive même pas à situer de quoi il s’agit quand on parle de ça. Non, non c’est un peu trop unificateur à mon sens.
Alain Finkielkraut: Bien, il fallait dire pays d’immigrants, de migration coloniale…
Nacira Guénif-Souilamas: Et bien, de fait, oui oui, ce sont des processus historiques vérifiés hein, ce n’est pas juste une de mes lubies. Et puis, par ailleurs, je trouve que effectivement, la discussion sur l’intégration a suffisamment duré, pour le dire comme ça, je pense qu’il faudrait passer à un autre paradigme, effectivement je ne sais pas si la société inclusive serait le bon, mais de fait, l’intégration a été un principe normatif, une injonction qui a échoué, précisément parce que elle recelait dans ses mécanismes mêmes l’échec de tous ceux auxquels elle s’adressait. Autrement dit, dès lors que quelqu'un se voit adressé l’attente, l’injonction, l’ordre de s’intégrer, dans la manière même dont ceci est énoncé et mis en œuvre, pas seulement de manière discursive, mais aussi de manière pratique hein, c’est-à-dire aux guichets des administrations, dans l’ensemble des mécanismes de fonctionnement des rapports sociaux, la personne qui est désignée par l’enjeu d’intégration est vouée à l’échec. Autrement dit c’est une norme…
Alain Finkielkraut: Ça a marché pour les vagues migratoires précédentes…
Nacira Guénif-Souilamas: Mais parce que peut-être la France à l’époque était encore un empire et que du coup les hiérarchisations qui contribuaient à la faire exister dans son prestige et en même temps dans son ordre inégalitaire étaient encore présents. Ces mécanismes-là étaient là, cette structure était encore présente. Le problème c’est la France présente, avec son présent colonial d’une certaine manière, qui ne parvient pas à admettre que, et y compris les descendants d’immigrants coloniaux sont des égaux. Et c’est cela qui est constamment renvoyé à ces personnes à ces groupes à ces segments de la société à travers le discours de l’intégration. Le discours de l’intégration est un discours de minoration, est un discours d’un déni, est un discours d’éviction, et il fonctionne depuis des décennies sur de mode-là, à supposer qu’il ait jamais fonctionné, d’ailleurs ce sera intéressant d’en faire la démonstration. De fait, aujourd’hui c’est devenu une rhétorique mortifère, c’est une rhétorique qui détruit à la fois les groupes, qui détruit les relations, qui dissout les rapports sociaux, et qui a créé beaucoup plus de dissensus et de dissensions à la société française que toute autre doctrine jusqu’à présent. 



Alain Finkielkraut: En dan is er een meer algemene kwestie, namelijk die van de integratie. Après tout, in de Arabisch-muzelmaanse wereld is men van geen kleintje vervaard. In Frankrijk zijn er een enorm aantal cultusruimten gebouwd, moskeeën en muzelmaanse gebedsplaatsen, 2300 zijn er vandaag, terwijl in 1985 het er nog 900 waren. En er zijn in Seine-Saint-Denis vandaag meer islamitische gebedsruimten dan katholieke kerken en kapellen. In de Arabisch-muzelmaanse wereld bouwt men geen kerken, en vervolgt men christenen. Maar de vraag is ook, wat is uw standpunt? Pleit u eerder voor integratie, via school en universiteit, of liever voor inclusie, waarbij wij inderdaad tot een geheel andere definitie komen van de cultuur die wordt overgedragen, Nacira Guénif? 
Nacira Guénif-Souilamas: Vooreerst, ik voel mij absoluut niet verantwoordelijk voor wat er aan de hand zou zijn in de Arabisch-muzelmaanse wereld, zoals u hem noemt, want ik slaag er niet eens in om te snappen waarover het mag gaan als iemand het daarover heeft. Nee nee, dat is mij iets te veel dingen over één kam scheren.
Alain Finkielkraut: Goed, het had moeten zijn landen van immigranten, van koloniale migratie…
Nacira Guénif-Souilamas: Inderdaad, ja ja, dat zijn historisch bewezen ontwikkelingen hè, het is niet zomaar een van mijn grillen. En dan nog, ik vind dat de discussie over integratie inderdaad al lang genoeg heeft geduurd, om het zo te zeggen, en ik denk dat het tijd wordt om naar een ander paradigma over te schakelen, en of de inclusieve maatschappij dan het goede paradigma zou zijn weet ik niet zo, maar zoals het nu staat is integratie een normatief uitgangspunt, een sommatie die gefaald heeft, precies omdat haar mechanisme zelf het falen inhield van allen tot wie zij gericht was.
Anders gezegd, zodra iemand die verwachtingen op zich ziet afkomen, die aanmaningen, bevelen om zich te integreren, door de manier zelf waarop deze worden geformuleerd en gebruikt, niet enkel met woorden, maar ook in de praktijk hè, bijvoorbeeld aan overheidsloketten, door het geheel van de mechanismen van het sociale verkeer is de persoon die voor de uitdaging van de integratie staat tot mislukken gedoemd. Anders gezegd, het is een norm…
Alain Finkielkraut: Die gewerkt heeft bij de vorige migratiegolven… 
Nacira Guénif-Souilamas: Misschien omdat Frankrijk in die tijd nog een imperium was, en daarom de hiërarchische opdelingen nog bestonden die ertoe bijdroegen om het in stand te houden met alle prestige, en tegelijk met zijn ongelijke ordening in rangen. Die mechanismen waren er, die structuur was nog aanwezig. Het probleem is het huidige Frankrijk, met op een bepaalde manier zijn huidige kolonialisme, dat er niet toe komt toe te geven dat allen, inbegrepen de immigranten uit de kolonies gelijken zijn. En dat is wat deze mensen, deze groepen, deze segmenten van de maatschappij voortdurend voor de voeten wordt geworpen door dit integratieverhaal.
Het integratieverhaal is een verhaal van kleinering, is een verhaal van ontkenning, is een verhaal van verdringing, en op die manier werkt het al decennia lang, als we van werken ooit mochten spreken, en het zou trouwens interessant zijn daar eens een bewijs van te leveren. In de praktijk vandaag is het verworden tot dodelijk holle frasen, frasen die tegelijk bevolkingsgroepen kapotmaken, relaties kapotmaken, de maatschappelijke banden verbreken, en die de Franse samenleving meer meningsverschillen en twisten hebben opgeleverd dan om het even welke doctrine tot nog toe.


18 januari 2014

De jacht op lijsters


Mensen die een goed boek gelezen hebben (of hérlezen, iedereen herleest tegenwoordig), die mensen vervelen anderen graag met hun enthousiasme. Dat is zo, en daar is weinig aan te doen.
Bij de boeken die ik vorig jaar gelezen heb, was er één dat ik eerder al gelezen had, toen zonder het goed te snappen. Pas de tweede keer was de goede keer. Vie de Henry Brulard van Stendhal (Grenoble 1783–Parijs 1842) namelijk, een autobiografie die hij schreef toen hij vijftig was, die eindigt als hij nog maar vooraan in de twintig is, en die pas in 1890 verschijnt, als hij al vijftig jaar dood is.

Lang voor hij Stendhal zou worden, had Henri Beyle Laurence Sterne gelezen: The Life and Opinions of Tristram Shandy, Gentleman. Dit boek had een geweldige indruk op hem gemaakt, door de stijl en door de absurde zijsprongen en associaties die het verhaal overwoekeren en verwarren. Wat een verschil met de auteurs die toen geprezen werden en die monolithische personages opvoerden, echte karakters.

Stendhal vond zulke auteurs ongeloofwaardig en leugenachtig. “Faire du roman” was iets afschuwelijks, en het enige dat hij wil doen is veridiek verslag uitbrengen van wat hij zich werkelijk van zijn jeugd nog herinnert.
Hij begon aan zijn autobiografie in 1832 in Rome, en hield het project in 1836 voor bekeken. Hij richtte zich niet tot zijn tijdgenoten, maar tot de lezer van 1885. Tegen die tijd zouden er misschien geen lezers meer zijn, dacht hij, of ze zouden niet meer begrijpen waarover hij het had, maar anderzijds zou ook de bloemrijke en door hem verafschuwde Chateaubriand dan al vergeten zijn.

Bijzonder is dat Stendhal zijn autobiografie verlucht met schetsen en plattegronden, uit het hoofd getekend, zoals ook de tekst helemaal uit zijn blote hoofd komt, zonder dat er bronnen geraadpleegd worden, wat hij in Rome overigens niet had gekund.
Hij vult niets in, en als hij bijvoorbeeld met het bezettingsleger van Napoleon over de Sint-Bernardpas trekt, op weg naar Milaan, dan beschrijft hij het landschap niet of nauwelijks, want hij heeft tussen zijn twintigste en vijftigste veel prenten en litho’s van die tocht gezien, en kan dus niet meer weten of het om eigen herinneringen gaat.

Onderstaande passage gaat wel over een precieze herinnering uit zijn jeugd in Grenoble, en hij doet ook eventjes zijn best om te schrijven in de fraaie stijl van zijn literaire vijanden, met veel treffende adjectieven.
Als iemand wil weten hoe je een lijster afschiet, of hoe je een tekst moet schrijven, dan is Stendhal een goede leermeester. En altijd mag iemand vooraf nog Tristram Shandy lezen, dat kan helemaal geen kwaad. 

Vie de Henry Brulard
Chapitre 33

Je fais de grandes découvertes sur mon compte en écrivant ces Mémoires. La difficulté n'est plus de trouver et de dire la vérité, mais de trouver qui la lise. Peut-être le plaisir des découvertes et des jugements ou appréciations qui les suivent me déterminera-t-il à continuer, l'idée d'être lu s'évanouit de plus en plus. Me voici à la page 501 et je ne suis pas encore sorti de Grenoble!
Ce tableau des révolutions d'un cœur ferait un gros volume in-8° avant d'arriver à Milan. Qui lirait de telles fadaises ? Quel talent de peintre ne faudrait-il pas pour les bien peindre, et j'abhorre presque également la description de Walter Scott et l'emphase de Rousseau. Il me faudrait pour lecteur une Mme Roland, et encore peut-être le manque de description des charmants ombrages de notre vallée de l'Isère lui ferait jeter le livre. Que de choses à dire pour qui aurait la patience de décrire juste! Quels beaux groupes d'arbres, quelle végétation vigoureuse et luxuriante dans la plaine, quels jolis bois de châtaigniers sur les coteaux et, au-dessus, quel grand caractère impriment à tout cela les neiges éternelles de Taillefer! Quelle basse sublime à cette belle mélodie!
Ce fut, je crois, cet automne-là que j'eus le délicieux plaisir de tuer un tourdre, dans le sentier de la vigne au-dessus de la grand'pièce, précisément en face du sommet arrondi et blanc de la montagne de Taillefer. Ce fut un des plus vifs bonheurs de ma vie. Je venais de courir les vignes de Doyatières, j'entrais dans le sentier étroit, entre deux haies fort hautes et touffues, qui descend à la Grande pièce de H en P, quand tout à coup un gros tourdre s'élança avec un petit cri de la vigne en T' tout au haut de l'arbre T, un cerisier, je crois, fort élancé et peu chargé de feuillage.
 
Je le vis, je tirai dans une position à peu près horizontale car je n'étais pas encore descendu. Le tourdre tomba en donnant à la terre un coup que j'entends encore. Je descendis le sentier, ivre de joie.

Enkele dagen later schiet hij met evenveel precisie nog een tweede lijster:

Je tuai bientôt mon second tourdre (turdus grive), mais plus petit que le premier, à la nuit tombée, le distinguant à peine, sur un noyer dans le champ de M. de La Peyrouse, je crois, au-dessus de notre Pelissone (id est: de notre vigne Pelissone).

http://victacausa.blogspot.com/victacausa.blogspot.com5edf7b715d0afaa3d68201fa2d94715a304487db.html